Stallen en weides zijn zo ingericht dat de dieren zich zo natuurlijk mogelijk kunnen gedragen. De dieren kunnen altijd naar buiten, tenzij dit wordt verhinderd door weers-, bodem- en gezondheidsomstandigheden. Overbegrazing en verdrassing van de weidegronden moeten voorkomen worden.
Voor de stallen gelden de volgende algemene eisen:
De minimum oppervlaktes voor geiten en schapen zijn:
Lam/jong (zoogperiode 0-120 dagen) |
0.35 m2 per dier |
|
Lam/jong (opfokperiode, 121-360 dagen) |
0.85 m2 per dier |
|
Schaap/geit (productieve periode) |
1.50 m2 per dier |
Het is toegestaan om voor een periode niet-biologische dieren te beweiden op biologische weidegrond. Dit mag maximaal 7 maanden op hetzelfde perceel. De niet-biologische dieren mogen niet op hetzelfde moment als biologische dieren op de biologische grond aanwezig zijn.
Mest
De mest van niet-biologische dieren telt mee als A-meststof voor de periode van het jaar dat de dieren geweid worden op biologische percelen. De stalmest van deze niet-biologische dieren telt mee als B-meststof.
Beweidingsplan
De exploitant heeft in een duidelijk beweidingsplan vastgelegd:
Regelgeving
Verordening (EU) 2018/848, bijlage II, deel II, punt 1.4.2.1.